woensdag 21 oktober 2009

Eerlijk



Na een middagje Delft sta ik in de parkeergarage bij de betaalautomaat in de rij. In de rij naast mij staat een moeder met twee kindertjes. De jongste, een mannetje van een jaar of vijf, bekijkt mij van top tot teen en weer terug. Grote bruine ogen, mooie zwarte krulletjes. "Dag grote mevrouw", zegt het jongetje. "Dag klein jongetje", zeg ik. "Weet jij waarom ik grote mevrouw tegen jou zeg?" vraagt het jongetje. Naast mij zie ik de moeder erg rood worden en in elkaar kruipen. Achter mij bolt een meneer zijn wangen.
"Ik heb geen flauw idee, maar ik denk dat jij dat wel gaat vertellen", zeg ik.
"Van mijn moeder mag ik niet zeggen dat iemand dik is, maar wel dat iemand groot is. Dat is aardiger zegt mijn moeder." Ik geef de moeder gelijk en zeg dat hij daar netjes naar luistert. Het jongetje kampt echter met een probleem. "Maar jij bent helemaal niet groot, want jij bent hartstikke klein, maar je bent wel groot want je bent wel dik. Dat snap ik dus niet." De moeder lijkt bijna een overrijpe tomaat en de meneer achter me veegt zijn ogen af. Ik leg uit dat ik niet lang ben en dus klein. Hij vindt het toch maar raar en bekijkt me nog eens goed: "Zal wel", zegt hij, "ik vind je toch een schatje!"